Een gedichtje met een moraal
Mijn vriendjes hoort daar leefde eenmaal
op zijn kasteel zeer prachtig
een oude brave generaal
schoon grijs nog fiks en krachtig
Zijn dochter stierf met smart begaan
nam hij uit arme kinderen
een meisje tot zijn dochter aan
opdat zijn leed mocht minderen
Maar het meisje werd trots zodat paarlen en ringen
het verlangen haars harte nauw konden bedwingen
Kind sprak eenmaal de grijze held
gij schenkt mij weinig vreugde
gij mint uitsluitend goud en geld
en mist de schoonste deugden
Gij ziet dat ik oud ben en weldra zal sterven
dus beter u als gij mijn goederen wilt erven
Ik ga voor enige tijd op reis
gij moet als alle braven
intussen steeds met drank en spijs
getrouw onze armen laven
En handel als ik met de zieke soldaten
schenk hun zoals ik doe twee gouden dukaten
Nu reed hij voort maar toen de maan
het groene woud bespiedde
kwam strompelend door de lindelaan
een ziekelijk invalide
En de arme verminkte eens zo dapper in 't strijden
vroeg nu der weldadigheid troost in zijn lijden
Loop heen dus riep de jonkvrouw uit
wie geeft u het recht te vragen
kom pak u eindelijk voort schavuit
of ik laat u ras verjagen
Wij voeden geen dagdief
wat deert mij uw smeken
ga anderen uw klachten
en logentaal spreken
Ha riep de man in oog en taal
was woede en drift te lezen
zie hier ik ben de generaal
gij moogt mijn gramschap lezen
De muts nam hij af en de doek van zijn ogen
hij was haar beschermer hoe werd zij bedrogen
Voor u zij dus mijn erfenis niet
ik schenk haar nu aan d'armen
gij die geen leed of ..?.. ontziet
verdient ook geen erbarmen
Trek voort en verlaat voor altijd mijn woning
barbaarsheid vond nooit in mijn ogen verschoning