Dit versje over Baas Haneveer vonden we altijd erg leuk, vooral vanwege de druppel aan de neus.
Baas Haneveer zat voor het raam
en keek bedroefd naar buiten
de sneeuw viel al de hele dag
wit was de wereld die hij zag
door dik bevroren ruiten
Ik moet nog naar de bakker toe
dacht zuchtend Haneveertje
de trommel is zo goed als leeg
er is geeneens meer meel voor deeg
tja ’t is wat met zo’n weertje
Hij pakt het mandje in de arm
met ’t rood geblokte doekje
Met een knuppel in zijn hand
zo stapt hij door het witte land
fluks in zijn korte broekje
(vlug in zijn rode broekje)
Daar ziet hij iemand op de weg
hij voelt zijn knieen knikken
Het lijkt wel op een grote reus
er hangt een druppel aan zijn neus
het is om van te schrikken
Een bezem heft hij dreigend op
ach sla me niet meneertje
Maar eensklaps weet hij wat hij ziet
het is een sneeuwman anders niet
adieu zegt Haneveertje